Geologie van de Alpen


Tektonische vormingsgeschiedenis

De Alpen vormen een onderdeel van een gebergtengordel die langs de gehele zuidelijke grens van het continent Eurazië loopt. Deze gordel van gebergten werd gevormd tijdens de alpiene orogenese (gebergtevorming).
     De orogenese vond plaats doordat de continenten Afrika en India samen met een aantal tussenliggende microcontinenten naar het noorden bewogen (continentale drift door platentektoniek) en daarbij in botsing kwamen met het continent Eurazië, waardoor de toenmalige Tethys-zee sloot. Een hele serie gebergten ontstond: in Europa de Pyreneeën, de Alpen, de Karpaten en de Dinarische Alpen, in Anatolië de Taurus en Kaukasus, en in Azië de Hindukush, Karakoram en Himalaya. Deze gebergten samen worden de Alpiene gordel genoemd.
     De alpiene orogenese begon in het westen al aan het einde van het Krijt ("Eo-Alpiene fase", ca. 85 tot 65 miljoen jaar geleden), maar het hoogtepunt vond plaats in de eerste helft van het Cenozoïcum (65 tot 30 miljoen jaar geleden). In de gehele Alpiene gordel duurt de gebergtevorming nog steeds voort: dit is in de Alpen regelmatig te merken aan zwakke aardbevingen. Uit recent onderzoek is gebleken dat de Alpen bruto 7,5 cm per eeuw worden opgeheven, wat echter door verwering en erosie gereduceerd wordt tot een netto groei van 2,5 cm per eeuw.

Geologische samenstelling

Evenals vele andere gebergten, hebben de Alpen een opbouw met een centrale zone in het midden en aan weerszijden een voorland en een achterland. De centrale zone van de Alpen bestaat uit metamorfe en magmatische gesteenten uit de diepere delen van de continenten, zoals schist, gneis en graniet.
     De randen van de continenten waren vóór de gebergtevorming, in het Mesozoïcum, bedekt met ondiepe binnenzeeën waarin veel organismen leefden die skeletjes uit kalk opbouwden. Deze zeebodems werden daarom in de loop der tijd bedekt met kalksediment. Tijdens de vorming van de Alpen werd de kalksteen omhoog gestuwd, geplooid en over elkaar geschoven. Tegenwoordig vormen deze dikke pakketten kalksteen (alsmede dolomiet, een chemisch veranderde kalksteen) de Noordelijke en Zuidelijke Kalkalpen aan weerszijden van de Centrale Alpen. Overigens zijn daarin – op grond van lokale variaties in het toenmalige sedimentatiemilieu – ook kleinere voorkomens van andere sedimenten, zoals schalie of zandsteen, aan te treffen. Onder andere in Oostenrijk is er een plek waar de voormalige zeebodem met een versteend koraalrif aan het aardoppervlak is gekomen: dat is op de Steinplatte in de Noordelijke Kalkalpen in de deelstaat Tirol.
     Rond om de Alpen hebben zich sinds de orogenese grote sedimentaire bekkens gevormd, waarin zich erosie-materiaal uit het gebergte heeft verzameld. In het noorden is dit het Molassebekken in Zwitserland en Zuid-Beieren, in het oosten het Weense Bekken in Oostenrijk, Tsjechië en Slowakije, en in het zuiden het Pobekken in Italë.

Glacialen

Het Alpenreliëf en -landschap van vandaag de dag is een recent verschijnsel. Het werd gevormd in het Quartair en is minder dan 2,5 miljoen jaar oud. In deze periode hebben namelijk vier glacialen (ijstijden) het uiterlijk van het gebergte bepaald. Dit waren de alpiene glacialen Günz, Mindel, Riss en Würm.
     In het gebergte hebben de gletsjers diepe trogdalen uitgesleten en erosiemateriaal uit het gebergte meegevoerd naar de vlakkere gebieden in het voor- en achterland. In het voorland werd de bodem opgeschoven tot heuvels, en de kalkstenen bergen van de Jura en de Kalkalpen werden afgerond. Niet alleen de eroderende werking van de gletsjers zelf, maar vooral de afwisseling van koude en warme perioden zorgde voor een ongekend afbraakproces.
     Het laatste alpiene glaciaal, het Würm, eindigde geologisch gezien kort geleden (ca. 10.000 jaar geleden). Tegen het einde van dit glaciaal werden zogenaamde eindmorenes, bestaande uit erosiemateriaal zoals zand, grind en puin, aan de voet van de gletsjers afgezet. Na het terugtrekken van het ijs werd het smeltwater door deze morenes gedeeltelijk geblokkeerd en ontstonden de grote meren aan de rand van het gebergte, zoals o.a. het Bodenmeer en het Gardameer.
     In de gebieden rondom de Alpen zijn nog veel zwerfkeien te vinden die meegevoerd zijn door de gletsjers die zo'n honderdduizend jaar lang vanuit het gebergte de vlaktes op stroomden. Onderzoek aan deze zwerfkeien kan vaak de precieze plek van herkomst uitwijzen, zodat de vroegere loop van de gletsjers goed bekend is.

Foto's (5)